UNC13A: ALS in subgroepen onderbrengen volgens genotype?

20-11-2018

Een cruciale uitdaging bij de ontwikkeling van therapieën voor ALS is de heterogeniteit van de ziekte. Om dit obstakel te overwinnen, speuren sommige wetenschappers de genomen af van mensen met ALS op zoek naar varianten die zouden kunnen aangeven of ze mogelijk baat hebben bij deze behandelingsstrategieën (van Eijk et al., 2017).

Subgroepen volgens genotype? Toegenomen atrofie zou kunnen worden opgespoord in de frontale en temporale kwabben van de hersenen van mensen met sporadische ALS die een cruciale verandering dragen in het synaptische eiwit UNC13A. [Met dank aan Placek et al., 2018, Neurobiology of Aging (Neurobiologie van het ouder worden).]

Nu rapporteert een onderzoeksteam geleid door Corey McMillan van de University of Pennsylvania in Philadelphia dat cruciale veranderingen in het gen UNC13A zouden kunnen helpen vast te stellen of mensen met ALS ook de frontotemporale ziekte krijgen.

De retrospectieve analyse kwam tot de bevinding dat mensen met sporadische ALS die deze variant dragen tekenen van atrofie vertoonden in de prefrontale en temporale hersenkwabben – dezelfde hersengebieden die worden getroffen door FTD. In totaal namen 109 mensen met sporadische ALS en 113 gezonde vrijwilligers deel aan de studie.

De bevindingen steunen op eerder werk, dat tot de conclusie kwam dat deze variant van UNC13A gekoppeld is aan een verhoogd risico op ALS en FTD (van Es et al., 2009; Karch et al., 2018).

Zowat 16% van de mensen met sporadische ALS draagt dit kleine allel van het UNC13A-gen (van Eijk et al., 2017).

Men vermoedt dat het synaptische eiwit UNC13A helpt bij het snel en efficiënt verzenden van signalen tussen neuronen in de hersenen (Böhme et al., 2016; Reddy-Alla et al., 2017).

De studie verscheen voor het nummer van januari 2019 van Neurobiology of Aging.

 

Vertaling: Bart De Becker

Bron: ALS Research Forum

Share