Pamela J. Shaw, professor Neurologie, School of Medicine and Population Health, University of Sheffield en Johnathan Cooper-Knock, hoofddocent Neurologie, School of Medicine and Population Health, University of Sheffield

Muurschildering van Rob Burrow, gewezen Rugby League-ster van de Leeds Rhinos, door Jonathan Long
ALS is een slopende aandoening die progressieve spierzwakte veroorzaakt door schade aan te richten aan de motorneuronen, de zenuwcellen die de hersenen met de spieren verbinden en die ons in staat stellen te bewegen, te ademen, te eten en eenvoudigweg te overleven.
Veel chronische ziekten worden veroorzaakt door een ongezonde levensstijl, maar ALS volgt zo zijn eigen regels. Het is zelfs zo dat sommige van de bekendste slachtoffers de afgelopen jaren topatleten waren. Rugbylegenden Doddie Weir en Rob Burrow zijn twee bekende voorbeelden. Eerder Italiaans onderzoek wees tevens uit dat behoorlijk wat gewezen voetballers tot de slachtoffers behoren.
Maar wacht eens even – het gaat hier om topsporters. Gezonder kun je niet leven. Beschermt lichaamsbeweging dan niet tegen hartziekten, beroerten, en vele vormen van kanker? Wat is dan het verband met een slopende ziekte als ALS?
Op die vraag proberen we een antwoord te vinden aan het Sheffield Institute for Translational Neuroscience (SITraN), dat deel uitmaakt van de University of Sheffield. We onderzoeken er het verband tussen zware inspanningen en ALS.
We vroegen ons om te beginnen af of het iets te maken had met de zogenaamde overlevingsvertekening. Met andere woorden, krijgen mensen die vaak inspanningen leveren gemakkelijker ALS omdat ze beter beschermd zijn tegen meer gangbare doodsoorzaken?
Om een antwoord op die vraag te krijgen, richtten we ons op genetica, en meer bepaald op het verband tussen ALS, lichaamsbeweging en genetische mutaties – veranderingen van het DNA die aangeboren zijn en niet worden beïnvloed door je levensstijl of overlevingskansen.
We stelden vast dat mensen met ‘genetisch talent’ voor zware inspanningen ook drager zijn een genetisch risico op ALS, tenminste toch als dit gepaard gaat met intensieve anaerobische inspanningen. Andere vormen van inspanningen, zoals gewichtheffen, sorteerden geen effect. Heel belangrijk was dat hoofdletsels geen rol speelden, terwijl die eerder werden gesuggereerd als potentiële oorzaak van de vorm van ALS die verband houdt met inspanningen.
Hoeveel is te veel?
We kunnen niet genoeg benadrukken dat de meeste atleten nooit ALS krijgen. Er bestaat geen eenvoudige één-op-één-relatie tussen de ziekte en zware inspanningen.
Wel stelden we in onze studie een dosiseffect vast; alleen bij extreme inspanningen, zoals meer dan twaalf uur intensieve inspanningen per week, was er sprake van een risico, maar ook in dat geval kregen de meeste atleten geen ALS. Toch was het risico in deze groep groter dan bij de algemene populatie.
Dit strookt met de bevindingen van een Zweedse studie naar langlaufers die deelnamen aan de Vasaloppet, een moordende skirace van 90 km. De snelsten onder hen liepen vier keer meer risico op ALS dan de anderen. Bij de doorsnee-langlaufers lag het risico 50% lager dan het gemiddelde.
Hoe komt dit? Wij nemen aan dat extreme fysieke inspanningen de beschermende mechanismen in motorneuronen uitschakelen. Deze mechanismen functioneren als veiligheidspallen. Ze voorkomen dat de neuronen ‘oververhitten’ en opbranden. Door de pallen uit te schakelen kun je beter presteren – maar daar betaal je op de lange termijn een prijs voor. Momenteel onderzoeken we of we deze veiligheidspallen opnieuw kunnen aanschakelen om de ziekte te voorkomen of uit te stellen.
Om behandelingen te kunnen ontwikkelen, moeten we eerst over een betrouwbaar model van de ziekte beschikken – en dan verschijnen fruitvliegen ten tonele. We hebben ze dusdanig geprogrammeerd dat ze een gekende genetische risicofactor van ALS dragen.
Bij gezonde vliegen werken regelmatige oefeningen levensverlengend en versterken ze het organisme – net als bij mensen. Bij ‘ALS-vliegen’ gebeurt het omgekeerde: ze worden zwakker en hun motorneuronen sterven sneller af. Dit strookt met studies bij mensen.
Momenteel onderzoeken we interventies die deze schade kunnen voorkomen. Op het eerste gezicht lijkt de juiste manipulatie van de elektrische signalen tussen motorneuronen en spieren cruciaal; dit schept de mogelijkheid de voordelen van oefeningen te behouden en tegelijk de risico’s uit te schakelen.
Moeten atleten zich zorgen maken?
Er is geen reden tot paniek, wel reden waakzaamheid. Regelmatige lichaamsbeweging heeft bijna niets dan voordelen en dient te worden aangemoedigd. De meeste professionele atleten blijven hun hele leven kerngezond.
Bij een kleine groep behelst extreme anaerobische training mogelijk een verborgen risico. We moeten deze individuen vroeg genoeg identificeren en de onderliggende biologie doorgronden om doelgerichte strategieën te ontwikkelen ter preventie en behandeling – zonder afbreuk te doen aan de talloze voordelen van een actief leven.
Er is nog werk, maar we hebben een duidelijk doel voor ogen: sporten veiliger maken en het risico op ALS verminderen.
Vertaling: Bart De Becker
Bron: The Conversation

