Geen sadisten, wel dierproeven
01-01-2017
Wie vandaag dierproeven doet, die wordt beledigd en bedreigd. Maar dat is onterecht, vinden Liesbeth Aerts en Jeroen Aerts. Samen met andere onderzoekers treden zij uit de schaduw.
‘De dierproeventaks van Groen is een slecht idee.’ blg
LIESBETH AERTS & JEROEN AERTS
Wie? Onderzoekers van verschillende universiteiten en bedrijven.
Wat? Er is een duidelijk verschil tussen dierenmishandeling en het volgen van wettelijke procedures.
‘Sadisten’, ‘smeerlappen’, ‘een bende psychopaten’, ‘erger dan Dutroux’. Het is slechts een kleine bloemlezing van de verwijten aan het adres van dierproefnemers die bovendrijven elke keer het debat opflakkert in de media. De ene dag vallen we in de prijzen met ons onderzoek, de volgende dag worden we vervloekt, uitgescholden of bedreigd.
Als jonge, ambitieuze wetenschappers doen we ons onderzoek met hart en ziel, en dus liggen we wel wakker van dit debat en van wat het teweegbrengt. De gemengde gevoelens van het brede publiek wijzen erop dat er nog veel onduidelijkheid is over wat er zich afspeelt achter de deuren van een wetenschappelijk laboratorium. Woordvoerders en beleidsmakers weten het zo te zien ook niet echt, en de leidinggevenden van onze onderzoeksinstellingen zwijgen naar goede gewoonte in alle talen. Maar wij zijn het die de dierproeven uitvoeren en telkens opnieuw de bagger over ons heen krijgen. Uit angst voor represailles wordt ons aangeraden niet te reageren, maar we willen niet aan de zijlijn staan terwijl ons proces wordt gevoerd in de pers en op sociale media.
We hebben dezelfde doelen voor ogen als u. Als we zien hoe u massaal opkomt tegen kanker en u zich inzet opdat dementie niet vergeten wordt, dan herkennen we ons daarin. Net als u bewegen we voor parkinson en gaan we de ice bucket challenge aan om aandacht te vragen voor ALS. We geloven allemaal dat we op termijn in een wereld kunnen leven waarin deze aandoeningen te behandelen of zelfs te voorkomen zijn, maar als blijkt dat daarvoor proefdieren nodig zijn, dan aarzelt u toch.
Een mens en een muis
Talloze alternatieven maken het mogelijk om dierenleed te beperken. Veel genetisch onderzoek gebeurt in gist en met fruitvliegjes, organismen met een lager bewustzijnsniveau. We doen ook vaak experimenten met gekweekte cellen, bijvoorbeeld cellen afkomstig uit een tumor- of huidbiopsie van een patiënt. Maar voorlopig hebben die cellen ook dierlijk serum nodig om te groeien, en de aanmaak van antilichamen (onmisbaar in biochemisch onderzoek) kan momenteel alleen in dieren. Bovendien blijft het voor complexe biologische processen, zoals het geheugen testen of het effect peilen van een medicijn op het immuunsysteem, onvermijdelijk om met proefdieren te werken.
Maar dieren zijn toch geen mensen, werpt u op. Heeft dit soort onderzoek dan wel nut? Aan bijna alle medische doorbraken van de afgelopen honderd jaar kwamen proefdieren te pas: van de ontwikkeling van het poliovaccin tot bloedtransfusietechnieken, niertransplantaties, HIV- en borstkankermedicatie en hersenimplantaten voor parkinson. Een mens en een muis lijken op het eerste gezicht enorm verschillend, toch is 99 procent van hun DNA hetzelfde en zijn de biologische processen grotendeels identiek. De verschillen die er zijn, maken dat niet alles rechtstreeks vertaald kan worden van de ene diersoort naar de andere, maar die verschillen leren ons opnieuw meer over het ziekteproces zelf.
Laten we heel duidelijk zijn: er bestaat een strikte Europese wetgeving rond het gebruik, de verzorging en de huisvesting van proefdieren, en overtredingen zijn op geen enkele manier goed te praten. Iedereen die met proefdieren werkt, volgt een verplichte opleiding en voor elk proefdierexperiment moeten we toelating krijgen van een ethische commissie. Die commissie, waarin ook dierenwelzijnsexperts zetelen, gaat na of er echt geen alternatieven zijn. Wie zich niet aan de regels houdt, moet uiteraard gestraft worden, maar er is een duidelijk verschil tussen dierenmishandeling en het volgen van wettelijke procedures die zonder tekst en uitleg wreed kunnen lijken.
Onze goesting doen
Jammer genoeg wordt er te pas en te onpas sensationele en onjuiste informatie verspreid, wat de deur sluit voor rationeel debat. De indruk wordt gewekt dat we als onderzoekers ‘zomaar onze goesting kunnen doen’, met de nog ergere, bijbehorende veronderstelling dat ‘onze goesting’ het zomaar doden van dieren is. Ook het nieuwe wetsvoorstel van Groen voor een ‘dierproeventaks’ gaat ervan uit dat we slechts een klein duwtje in de goede richting nodig hebben om voortaan geen proefdieren meer te gebruiken. Een taks heffen op onderzoek dat de overheid nota bene in vele gevallen zelf (on)rechtstreeks subsidieert, is gewoon een manier om de zwartepiet door te schuiven naar de onderzoekers. Als de overheid het zo belangrijk vindt om te investeren in onderzoek naar alternatieven, kan dit toch ook rechtstreeks zonder taks?
We vinden de gratuite beschuldigingen aan ons adres erg oneerlijk. Wij doen ons vak met de bedoeling bij te dragen tot een betere wereld. Om met nieuwe kennis te werken aan oplossingen voor, in dit geval, medische problemen. We zijn niet in dit vak gerold omdat we sadisten zijn, integendeel. We leven mee met ouders die hun kind verloren aan mucoviscidose, met de man die na vijftig jaar huwelijk zijn vrouw niet meer herkent en met de zoon die hoopt dat zijn moeder met borstkanker de volgende kerst nog haalt. Voor velen onder ons is die hoop heel concreet, omdat we net als u in onze eigen omgeving geconfronteerd worden met situaties waarin de geneeskunde tekortschiet.
Iedereen wil medische vooruitgang, maar er zijn mensen die de consequenties daarvan niet willen aanvaarden. We zouden nergens staan zonder proefdieren. Ons afschilderen als dierenbeulen verandert niets aan die realiteit. U vraagt volkomen terecht dat we de dierproeven met respect voor de wetgeving en het dierenwelzijn uitvoeren. Maar kunnen wij dan ook op uw respect en vertrouwen rekenen?
Mee ondertekend door Julie Nys, Annerieke Sierksma en Vinoy Vijayan.
Bron: De Standaard