Interactie tussen levensstijl en genetica tijdens presymptomatische fase van ALS

01-07-2021


Een Mendeliaanse randomisatie werd uitgevoerd om te bepalen welke groepsverschillen mogelijk een oorzakelijk verband hadden met het ontstaan van ALS-symptomen en functionele achteruitgang. Foto: Getty Images

In een case-control onderzoek gepubliceerd in Lancet Neurology, hebben onderzoekers verschillen in levensstijl vastgesteld bij patiënten met amyotrofische laterale sclerose (ALS) als gevolg van de mutatiestatus van het gen "chromosome 9 open reading frame 72" (C9orf72).
De gegevens van de lopende population-based Prospectieve ALS studie Nederland (PAN) werden geanalyseerd. Onderzoekers vergeleken patiënten met een C9orf72-mutatie (C9+) en zonder (C9-) met deelnemers uit de controlegroep op basis van levensstijlkenmerken. Ze hebben de patiëntengroepen afgestemd op leeftijd en geslacht. Aan de hand van een Mendeliaanse randomisatie werd nagegaan welke groepsverschillen mogelijk een oorzakelijk verband hadden met het ontstaan van ALS-symptomen en functionele achteruitgang.
Er waren in totaal 143 “C9+”-patiënten, 1322 “C9-“-patiënten, en 1322 deelnemers uit de controlegroep. De leden uit de “C9+”-groep hadden meer kans om gediagnosticeerd te worden met frontotemporale dementie (8,5 % tegenover 2,9 %, respectievelijk; P = 0,0073) en vertoonden een sterkere afname van de ALS-functiebeoordeling (P = 0,023).
Ten opzichte van de deelnemers uit de controlegroep lag het lifetime alcoholgebruik van het “C9+”-cohort lager (gemiddeld verschil [MD], -5388; 95 % CI, -9113 tot -1663 eenheden; P = 0,0046), lag het aantal geconsumeerde pakjaren hoger (MD, 3,15; 95 % CI, 0,36-5,93; P = 0,027), was de mediane body mass index (BMI) in de presymptomatische fase lager (MD, -0,69; 95 % CI, -1,24 tot -1,93; P = 0,027), en lag het dagelijkse energieverbruik hoger (MD, 712; 95 % CI, 212-1213 kJ; P = 0,0053).
Vergeleken met het "C9-"-cohort, hadden de "C9+"-patiënten een lagere BMI tijdens de presymptomatische fase (MD, -0,92; 95 % CI, -1,48 tot -0,37; P = 0,0011) en hadden ze lagere metabole equivalentwaarden voor vrijetijdsactiviteiten (MD, -502; 95 % CI, -921 tot -82; P = 0,019) en beroepen (MD, -516; 95 % CI, -968 tot 65; P = 0,025).
De BMI nam na verloop van tijd toe tussen 49 en 23 jaar voor de aanvang van de ALS-symptomen en nam af 10 jaar ervoor bij de "C9-"-groep. Bij het "C9+"-cohort was de BMI aanzienlijk lager 36 jaar voor de aanvang van de ALS-symptomen en nam langzamer toe.
De fysieke activiteit op het gebied van vrije tijd en beroep nam sneller toe bij het "C9-"-cohort, namelijk vanaf 31 tot 35 jaar voor het optreden van de symptomen. Er werd geen verschil in activiteit waargenomen tussen deelnemers uit de controlegroep en de "C9+"-groep.

Bij de "C9-"- en "C9+"-cohorten werden meer sigaretten geconsumeerd dan bij de deelnemers uit de controlegroep, respectievelijk vanaf 47 en 24 jaar voor de symptomen.
De genetische varianten werden geassocieerd met BMI (n=826), tabaksgebruik (n=107), en alcoholgebruik (n=46), maar niet met energie-inname. Het is niet bewezen dat de varianten geassocieerd met BMI een oorzakelijk of preventief effect hadden. Uit de bevindingen bleek een oorzakelijk effect voor roken bij de "C9-"-groep (P[Q|x] instrumentele variabele analyse [IVA]-neutraal, 0,5703; IVA-informatief, 0,9859) en voor alcoholgebruik bij het "C9-"-cohort (P[Q|x] IVA-neutraal, 0,6832; IVA-informatief, 0,9347) en het "C9+"-cohort (P[Q|x] IVA-neutraal, 0,7604).
In dit onderzoek kan sprake zijn geweest van recall bia", vanwege retrospectief gerapporteerde gegevens.
Deze gegevens wijzen op een mogelijke interactie tussen genetische en omgevingsfactoren tijdens de presymptomatische fase van ALS. Verder onderzoek is nodig om na te gaan of een verandering van leefgewoonten het optreden van ALS-symptomen kan beperken of vertragen.

Vertaling: Emilie Poissonnier
Bron: NeurologyAdvisor.com
 

Share