Op God vertrouwen als de beproevingen van het leven ons met onze menselijkheid confronteren

20-08-2020

De naam Doddie Weir zegt de meesten onder u misschien niet veel. Hij was de sterkhouder van het Schotse nationale rugbyteam in de jaren ’90. Zijn opgewektheid op en naast het veld maakten van hem één van de meest geliefde figuren in de rugbywereld.

Doddie Weir strijdt tegen ALS met dezelfde positieve houding en kracht die hem ook al kenmerkten tijdens zijn dagen bij Murrayfield (Foto: Greg Macvean)

Recenter kwam Doddie opnieuw in de belangstelling dankzij zijn strijd tegen ALS. Het is een loodzware opgave, die deze Schot uit de grensstreek te lijf gaat met dezelfde positieve houding en kracht die hem al kenmerkten tijdens zijn dagen bij Murrayfield. Een ‘topprestatie’ in zijn nieuwe strijd is de oprichting van zijn eigen My Name’5 Doddie Foundation, die tot nog toe meer dan 5 miljoen pond opbracht voor onderzoek naar ALS en ondersteuning van de slachtoffers.

Dat hij de naam ‘My Name’5 Doddie’ koos voor zijn liefdadigheidsinitiatief lijkt erg gepast. Je naam vermelden is namelijk de meest elementaire manier om je identiteit kenbaar te maken. En toch wordt precies de duidelijkheid omtrent je identiteit zwaar aangetast door ALS. Cruciale capaciteiten, zoals het vermogen om te bewegen en te spreken, die onontbeerlijk zijn om uitdrukking te geven aan onze unieke persoonlijkheid en ons zo herkenbaar maken bij anderen, worden door deze ziekte ondermijnd. Voor velen is de existentiële dimensie van het lijden nog moeilijker om dragen dan de pathologische uitdaging. Ze werpt diepgaande vragen van egoïstische aard op. Onze waardigheid als unieke individuen hangt bijvoorbeeld schijnbaar vooral af van ons vermogen onszelf te realiseren dankzij onze fysieke en cognitieve capaciteiten, maar wat stellen we nog voor en wat is onze reden van bestaan nog als onze biochemie ons in de steek laat, waardoor we een schaduw van onszelf worden?

Voor sommigen is deze ontmenselijkende spanning zo ondraaglijk dat ze een uitweg zoeken in vrijwillige euthanasie. Anderen ondergaan stoïcijns hun leed en proberen er het beste van te maken.

Het christendom is nog iets anders. Zonder het existentiële trauma van dergelijke ervaringen te minimaliseren, gaat het uit van de stelling dat we onszelf niet geschapen hebben en dat onze betekenis en waardigheid niet in de kwetsbare handen liggen van op zichzelf staande gunstige omstandigheden. Het stelt een speciale relatie op de voorgrond, net zoals onze identiteit ten dele relationeel wordt bepaald (doordat onze ouders ons bijvoorbeeld onze naam geven). De ultieme bron van wie we echt zijn en waarom we ertoe doen vinden we volgens het christendom buiten onszelf, in de relatie tot de God die ons geschapen heeft en ons door en door kent. Existentieel gezien heeft dit twee gevolgen. Ten eerste betekent dit dat – zoals Jezus het stelt – “ons leven in wezen niet bestaat uit een overvloed aan gaven”, of die nu materieel, fysiek, cognitief of relationeel zijn. Ten tweede wordt onze waarde niet in het gedrang gebracht door een vermindering of verlies van deze attributen, aangezien ze niet de basis vormen van onze individuele waardigheid en waarde.

En hoewel de ethica van de zelfrealisatie aantrekkelijk en allesdoordringend lijkt, is een mens in wezen niet gemaakt om deze rol te vervullen in zijn eigen leven of in dat van een ander. Het leven heeft er een handje van weg ons te confronteren met onze menselijkheid, en hoe meer we via zelfverwijzing proberen onze eigen god en de bron van onze zingeving te spelen, des te harder komt het aan als die illusie doorprikt wordt.

Volgens het christendom wordt onze individuele waardigheid niet gegarandeerd door menselijke pogingen om voor god te spelen, maar door het feit dat God mens is geworden in Jezus Christus. En als Zoon van God heeft Jezus zelf de ergste vormen van ontmenselijking ondergaan door Zijn kruisdood – van een existentiële crisis gesproken!

Het ontmenselijkende spook van het lijden dat ons van onze waardigheid berooft, wordt verdreven door de dood en verrijzenis van Jezus, die aantonen dat onze uiteindelijke waardigheid als individuen veilig geborgen ligt in de handen van een God die onze naam kent en die we kunnen vertrouwen, zelfs met de dood voor ogen. Hoewel deze belofte niets verandert aan de tragische omstandigheden, vervult ze ons van zingeving en waarde op momenten van grote zwakheid en afhankelijkheid.

Bovendien biedt het christelijke perspectief van de verrijzenis uitzicht op een leven na het lijden. Of we aan het einde van ons leven nu denken dat we gewonnen hebben of verslagen zijn, de verrijzenis die ons is beloofd door de God die ons bij naam kent, zal onthullen dat we zelfs in de momenten van onze grootste triomfen slechts een schaduw waren van ons toekomstige zelf.

Gareth Black, spreker, Solas Centre for Public Christianity

 

Vertaling: Bart De Becker

Bron: The Scotsman

Share