Wetenschappelijk onderzoek naar ALS

13-06-2005

ALS is nog steeds een ongeneeslijke ziekte. Toch is er de laatste jaren reeds veel vooruitgang geboekt en zijn vele ALS onderzoekers optimistisch over de toekomst. Een belangrijke doorbraak was er reeds 10 jaar geleden, toen maakten onderzoekers in Chicago transgene muizen die een gemuteerd eiwit, genaamd SOD, tot overexpressie brachten. Ze stelden vast dat deze muizen stierven aan een aandoening die erg sterk gelijkt op ALS. Sinds deze ontdekking zijn de SOD muizen geëvolueerd tot het meest gebruikte diermodel van ALS. Het zijn immers de wetenschappelijke studies in dit muismodel die ons nog steeds veel leren over de rol van diverse genen in ALS en van het mogelijk gebruik van nieuwe en betere geneesmiddelen bij ALS. In de afgelopen jaren zijn wetenschappers er bovendien alsmaar beter in geslaagd om de typische verlammingssyptomen die deze muis karakteriseren te behandelen. De laatste bevindingen tonen aan dat vooral gentransfer een enorm potentieel heeft. Eerst waren er de bevindingen dat gentransfer met VEGF het leven van SOD muizen met 30% verlengt. Maar heel recent zijn onderzoekers uit Oxford erin geslaagd om nog beter te doen. In feite bedachten ze een methode om erfelijke kenmerken in otorneuronen binnen te smokkelen door middel van een vector bekleed met het jasje van het virus voor hondsdolheid. We weten dat het hondsdolheidvirus na een hondenbeet kan indringen in de perifere motorische zenuwen en vandaar migreren naar de cellichamen van die neuronen, met de dood tot gevolg. Wanneer een dergelijke vector, ontdaan van al zijn gevaarlijke eigenschappen maar voorzien van een RNA inhibitor van het mutante SOD gen, werd ingespoten in de spieren van SOD muizen, dan vonden de onderzoekers dat het erfelijk gen nog steeds naar de motorneuronen in het ruggemerg werd getransporteerd en daar de productie van mutant SOD inactiveerde. Het resultaat van deze behandeling was impressionant: in controlemuizen waren de eerste symptomen reeds zichtbaar na 94 dagen, terwijl behandelde muizen pas op 202 dagen verlamden. De levensduur van de behandelde muizen werd bovendien met bijna 80% verlengd: van 128 dagen in gezonde muizen tot 228 dagen in SOD-muizen. Spijtig genoeg zou een dergelijke behandeling nooit in aanmerking komen voor alle ALS patiënten. Slechts 2% van de ALS-patiënten heeft immers een mutatie in het SOD gen – deze patiënten hebben familiale ALS. In alle andere gevallen is er een andere gen de oorzaak voor ALS, en zal een therapie gericht tegen het gemuteerde SOD gen geen uitkomst bieden.

Er zijn ook nog andere belangrijke ALS genen waarvan we de identiteit niet kennen en precies omdat we deze genen niet kennen, is ALS nog steeds een ongeneeslijke ziekte. Een mogelijke manier om deze genen efficiënter en snelller op te sporen kan gebruik maken van de nieuwe genetische technieken ontwikkeld in de zebravis. Het grote voordeel van een vis is dat deze zich zeer snel ontwikkelt. Enkele dagen na de fertilisatie heeft er zich bijvoorbeeld reeds een functioneel bloedvat- en zenuwstelsel ontwikkeld. Bovendien zijn de visembryos op dat ogenblik nog transparant en kunnen we de effecten veroorzaakt door het wegnemen van bepaalde genen op een zeer eenvoudige manier bestuderen. In het laboratorium van de Afdeling Experimentele Neurologie, onder leiding van Prof. Robberecht en Prof. Van den Bossche, worden de motorische zenuwen van deze zebravissen bestudeerd. Net zoals bij de SOD muis, is het de bedoeling om een diermodel te maken dat sterke gelijkenissen heeft met ALS in de mens. Door het mutant SOD gen, dat bij de mens ALS veroorzaakt, ook in zebravissen te introduceren en het ziektepatroon dat zich hierdoor ontwikkelt zorgvuldig te bestuderen, hopen de onderzoekers dus een vismodel voor ALS te ontwikkelen. Indien dit lukt, zou de functie van talrijke kandidaatgenen in ALS, ook snel en eenvoudig nagegaan kunnen worden. (meer nieuws over onderzoek op zebravissen volgt later door prof Robberecht en zijn team)

Ook op het Centrum voor Transgene Technologie (CTG) aan het Vlaams Instituut voor biotechnologie (VIB) onder leiding van Prof. Peter Carmeliet, wordt er naar nieuwe genen bij ALS gezocht (zie foto). Eerder onderzoek aan dit centrum toonde aan dat de vasculaire groeifactor VEGF, een belangrijke rol speelt bij ALS. Immers, een tekort aan VEGF veroorzaakte en versnelde de verlammingssymptomen in mens en muis, terwijl dat toediening van VEGF de ziekte in SOD muizen en ratten aanzienlijk vertraagde. VEGF behoort echter tot een hele familie van gelijkaardige genen en deze genen kunnen allemaal een rol kunnen spelen bij ALS. Preliminaire bevindingen tonen aan dat minstens één ander lid van de VEGFfamilie een belangrijke rol speelt. De onderzoekers verwachten dan ook dat deze nieuwe studies tot betere therapeutische inzichten zullen leiden.

De ALS Liga heeft alvast besloten om dit onderzoek een handje toe te steken en deed een schenking van 3000 euro aan het labo van Prof. Carmeliet om zijn belangrijk onderzoek verder te stimuleren. Het CTG doet ook haar uiterste best om de verdere ontwikkling van VEGF als mogelijk geneesmiddel voor ALS-patiënten verder te stimuleren. Spijtig genoeg is zoiets niet realiseerbaar op academische schaal en zijn we hiervoor in sterke mate afhankelijk van de farmaceutische industrie. Het CTG legde daarom contacten met een farmaceutische partner die nu verdere toxicologische studies in hogere diersoorten zal uitvoeren en de veiligheid van het VEGF zal nagaan. Het hele proces neemt echter veel tijd in beslag, en er moet met vele factoren rekening gehouden worden vooraleer we ook van een doorbraak bij de mens kunnen spreken.

Nota:

Aangezien dit onderzoek nog vele vragen kan oproepen, wensen we U door te verwijzen naar een speciaal e-mail adres van het Vlaams Instituut voor Biotechnologie. Iedereen met vragen omtrent dit onderzoek kan zich wenden tot patienteninfo@vib.be

Foto: de onderzoeksgroep aan het Centrum voor Transgene Technologie (CTG) aan het Vlaams Instituut voor Biotechnologie:

(van links naar rechts): Lieve Moons, Diether Lambechts, Erik Storkebaum, Monica Autiero, Ed Conway, Peter Carmeliet en Mieke Dewerchin. (met dank aan de fotografe: Katie Van Geyte)

Share