2 eiwitten worden beschouwd als mogelijke bloedbiomerkers voor ALS

27-07-2020

Biomarqueurs sanguins

Clusterine – een eiwit dat een sleutelrol vervult in de gezondheid van motorneuronen – en ficoline-3 – een eiwit dat essentieel is voor de activering van immuunresponsen – zijn mogelijk veelbelovende biomerkers voor ALS. Dat staat in een recente studie.

De studie draagt de titel “Levels of clusterin, CD5L, ficolin-3, and gelsolin in ALS patients and controls”, en verscheen in het tijdschrift Amyotrophic Lateral Sclerosis and Frontotemporal Degeneration.

Er is een tekort aan biomerkers die artsen in staat stellen onmiddellijk een onderscheid te maken tussen mensen met ALS en mensen die de ziekte niet hebben. Er heerst eveneens een tekort aan biomerkers die het ziekteverloop kunnen helpen te evalueren.

In hun zoektocht naar nieuwe eiwitten die kunnen worden gebruikt als ALS-biomerkers, waren onderzoekers van de University of Queensland in Australië eerder al gestoten op een groep van 30 eiwitten waarvan de niveaus bij patiënten significant verschilden van de niveaus bij controlegevallen.

Nu richt het team het vizier op vier van deze eiwitten — clusterine, CD5L, ficoline-3 en gelsoline. De studie identificeerde ze als topkandidaten, met als doel ze te valideren als ziektebiomerkers bij een tweede groep van ALS-patiënten en een tweede controlegroep van gezonde mensen.

Het team verzamelde bloedstalen van 37 ALS-patiënten (27 mannen en 10 vrouwen) met een gemiddelde leeftijd van 61,4 jaar, en 30 controlegevallen (20 mannen en 10 vrouwen) met een gemiddelde leeftijd van 57,9 jaar. Ze werden allemaal gerekruteerd bij het Royal Brisbane Women’s Hospital voor deelname aan de studie.

De onderzoekers maakten gebruik van de enzymgebonden immunosorbenttest (ELISA) — een gangbare test die aan de hand van een enzymatische reactie de niveaus meet van doelwitmoleculen — om de niveaus van deze vier eiwitten te bepalen in deze stalen.

Net zoals bij hun eerdere werk vond het team hogere niveaus van ficoline-3 en lagere niveaus van clusterine bij de ALS-patiënten in vergelijking met de controlegroep. De twee studies verschilden echter qua niveaus van de andere eiwitten — voor de analyse van de bloedstalen werd bij deze studie ELISA gebruikt en bij de andere studie massaspectometrie.

De CD5L-niveaus bleken nu hoger te liggen bij de patiënten en hielden verband met de ziekte- en overlevingsduur. CD5L is een eiwit dat de synthese van vetmoleculen reguleert en een belangrijke rol speelt bij ontstekingsresponsen in het lichaam.

Ook de niveaus van gelsoline – een eiwit dat betrokken is bij de regulering van de cellulaire architectuur en motiliteit (beweging) – bleken lichtjes hoger te zijn bij de ALS-patiënten in vergelijking met de controlegevallen. In de eerdere studie waren ze lager bij de patiënten, vooral bij diegenen met cognitieve problemen, een groep van patiënten die niet was betrokken bij deze tweede valideringsstudie.

“Eén reden voor deze discrepantie is dat ALS een heterogene ziekte is en dat beide groepen van patiënten verschillend waren”, zo schrijven de onderzoekers. Ze voegen hieraan toe dat ook de verschillende methodologieën die werden gehanteerd mogelijk hebben bijgedragen aan de inconsistentie van de gegevens.

Er is meer werk vereist, maar aangezien clusterine en ficoline-3 gelijkaardige wijzigingen vertoonden bij ALS-patiënten hoewel er verschillende methodologieën werden gebezigd, “zijn” deze eiwitten “een verdere evaluatie als biomerkers voor ALS waard”, schrijven ze.

Clusterine en ficoline-3 bleken niet te correleren met klinische kenmerken van ALS, “maar er zou een uitgebreidere, longitudinale studie nodig zijn om dit te exploreren”, voegen ze hieraan toe.

“We hebben kunnen bevestigen dat de niveaus van clusterine afnemen en de niveaus van ficoline-3 toenemen bij ALS in vergelijking met controlegevallen en het loont dan ook de moeite ze verder te evalueren als ALS-biomerkers”, zo besluiten de onderzoekers.

 

Vertaling: Bart De Becker

Bron: ALS News Today

Share