Bij ALS is het niet het aantal zieke astrocytes dat telt

06-10-2008

Het ruggenmerg na een auto-ongeval of eender anders fysisch trauma zou het best omschreven kunnen worden als zijnde in een biologische oproer. Een grote variëteit aan cellen verdwijnt. De chemische omgeving verandert. En voor de Packard onderzoekers is de scherpe ommekeer in het aantal astrocyten van belang. De stervormige cellen die de metgezellen zijn van de motor neuronen worden hoe langer hoe meer courant – dikwijls binnen de 24 uur na beschadiging.

Deze sprong is waarschijnlijk beschermend, tonen studies aan; als je het astrocyte antwoord blokkeert in laboratorium ratten na een trauma, bijvoorbeeld, is de beschadiging veel groter.

“Maar bij ALS, bestaan belangrijke verschillen,” zegt Packard onderzoeker Nicholas Maragakis. Wat zeker is, zoals bij een trauma, is dat de astrocytes verhogen in zowel dierlijke modellen van de ziekte, als in mensen die de ziekte hebben. De aantallen in beide zijn vergelijkbaar .

Maar op de één of andere manier, is eender welke neurobescherming die astrocytes bieden na een slag of een stoot, niet zichtbaar in ALS. “We begrijpen echt zeer weinig over hoe deze cellen zich gedragen voor of nadat de symptomen opduiken, legt Maragakis uit,” en wat erachter zit.”

Dus mikken hij en zijn collega’s erop om dat te veranderen.

Een decennium aan onderzoek, veel daarvan in de laboratoria van Packard, toont aan dat meer dan het aantal astrocytes verhoogt bij beschadiging of ziekte. De cellen zelf springen uit en hun interne chemie verandert als verschillende genen aan- of afswitchen.

En een host van recente studies in dierlijke modellen van ALS, wijst een rol aan voor zieke astrocytes in motor neuron dood. Astrocytische moleculen die toxines opruimt van de motor neuron omgeving, bijvoorbeeld, zijn beperkt in voorraad. En klonters van abnormale proteïne clutter astrocytes’ cytoplasma. “Tegen de tijd dat ALS symptomen optreden,” legt Maragakis uit, “zijn astrocytes klaarblijkelijk verre van normaal en worden dat nog meer naarmate de ziekte verdergaat.” Ze mogen dan ALS misschien niet starten, maar de zieke cellen hebben zeker een hand in zijn vooruitgang.

De aanpak die Maragakis en andere Packard wetenschappers gebruiken is grondig: de grote astrocytische veranderingen proberen blokkeren in goede dierlijke modellen en kijken of dat ofwel ALS stopt of vertraagt.

In de eerste van deze studies, net gerapporteerd in het tijdschrift Experimental Neurology, blokkeerde hij volwassen astrocytes van verdelende. Zijn team gebruikte 2 dierlijke modellen van ALS, waarvan één het klassiek SOD1 muismodel dat een verzwakt gen voor familiale ALS bevat. Het andere: muizen waarvan het centrale zenuwsysteem aangevallen is door het Sindbis virus. Beide types hebben typisch een significant hoger astrocyte aantal dan gezonde dieren.

Het resultaat was nuttig, hoewel niet glamoureus. Het al hoge astrocyte aantal, verhoogde niet. “Dat suggereert dat de meeste onder hen van een andere bron – stamcellen – komen, “ zegt Maragakis. (Nieuw onderzoek van zijn labo bevestigde deze alternatieve stamcelbron. Nu lijkt het de sleutel bron te zijn.)

En wat van meer belang is, overleving van de motor neuronen van de labdieren, of overleving van de dieren zelf, veranderde niet. “Wat ons dit vertelt,” legt hij uit, “is dat wat de astrocytes ook doen om ALS te doen vorderen, hoogstwaarschijnlijk te maken heeft met welke genen actief zijn, en hoe ze de ruggenmergomgeving aantasten. Het is niet het actuele aantal van verdelende astrocytes dat zo belangrijk is.”

Vertaling: Joke Mulleners

Bron: ALS Independence

Share